H2822 חֹשֶׁךְ
duisternis, duister, donkerheid

Bijbelteksten

Genesis 1:2De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Genesis 1:4En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.
Genesis 1:5En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
Genesis 1:18En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was.
Exodus 10:21Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de duisternis tasten zal.
Exodus 10:22Als Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel, werd er een dikke duisternis in het ganse Egypteland, drie dagen.
Exodus 14:20En zij kwamen tussen het leger der Egyptenaren, en tussen het leger van Israel; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte den nacht; zodat de een tot den ander niet naderde den gansen nacht.
Deuteronomium 4:11En gijlieden naderdet en stondt beneden dien berg; (die berg nu brandde van vuur, tot aan het midden des hemels; er was duisternis, wolken en donkerheid).
Deuteronomium 5:23En het geschiedde, als gij die stem uit het midden der duisternis hoordet, en de berg van vuur brandde, zo naderdet gij tot mij, alle hoofden uwer stammen, en uw oudsten,
Jozua 2:5En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister was, dat die mannen uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastelijk na, want gij zult ze achterhalen.
1 Samuel 2:9Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten bewaren; maar de goddelozen zullen zwijgen in duisternis; want een man vermag niet door kracht.
2 Samuel 22:12En Hij zette duisternis rondom Zich tot tenten, een samenbinding der wateren, wolken des hemels.
2 Samuel 22:29Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis opklaren.
Job 3:4Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne;
Job 3:5Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags!
Job 5:14Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag.
Job 10:21Eer ik henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe des doods;
Job 12:22Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.
Job 12:25Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.
Job 15:22Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel