H2918 טִירָה
habitation, row, palace, castle

Bijbelteksten

Genesis 25:16Deze zijn de zonen van Ismael, en dit zijn hun namen, in hun dorpen en paleizen, twaalf vorsten naar hun volken.
Numeri 31:10Voorts al hun steden met hun woonplaatsen, en al hun burchten verbrandden zij met vuur.
1 Kronieken 6:54En dit waren hun woningen, naar hun kastelen, in hun landpalen, [namelijk] van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen.
Psalm 69:26Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.
Hooglied 8:9Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken.
Ezechiel 25:4Daarom, ziet, Ik zal u aan die van het oosten overgeven tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, en hun woningen in u stellen, die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw melk drinken.
Ezechiel 46:23En er was rondom in dezelve een ringmuur, rondom deze vier; en er waren keukens gemaakt beneden [aan] de ringmuren rondom.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs