H3332 יָצַק
aankleven, vast wezen, uitstorten, gieten, uitgieten, neerzetten, hard, gietwerk, doorgoten
Job 22:16 | Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is [over] hun grond uitgestort; |
Job 37:18 | Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel? |
Job 38:38 | Als het stof doorgoten is tot vastigheid, en de kluiten samenkleven? |
Job 41:14 | De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen. |
Job 41:15 | Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten [molensteen]. |
Psalm 41:9 | Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan. |
Psalm 45:3 | Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid. |
Jesaja 44:3 | Want Ik zal water gieten op de dorstigen, en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen. |
Ezechiel 24:3 | En gebruik een gelijkenis tot dat wederspannig huis, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Zet een pot toe, zet [hem] toe, en giet ook water daarin. |