H3415 יָרַע
kwalijk gesteld zijn, onstemd zijn/worden, mishagen, kwaad, boos, kwalijk gaan, gunnen iets, kwaad z

Bijbelteksten

1 Samuel 1:8Toen zeide Elkana, haar man: Hanna, waarom weent gij, en waarom eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen?
2 Samuel 20:6Toen zeide David tot Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon van Bichri, meer kwaads doen, dan Absalom; neem gij de knechten uws heren, en jaag hem achterna, opdat hij niet misschien vaste steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke.
Job 20:26Alle duisternis zal verborgen zijn in zijn schuilplaatsen; een vuur, dat niet opgeblazen is, zal hem verteren; den overigen in zijn tent zal het kwalijk gaan.
Psalm 106:32Zij maakten [Hem] ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil.
Jesaja 15:4Zo Hesbon als Eleale schreeuwt, hun stem wordt gehoord tot Jahaz toe; daarom maken de toegerusten van Moab een geschrei, eens iegelijks ziel in hem is kwalijk gesteld.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech