H3584 כָּחַשׁ
teleurstellen, loochenen, liegen, onderdanigheid veinzen, verloochenen, zich geveinselijk onderwerpe

Bijbelteksten

Genesis 18:15En Sara loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij vreesde. En Hij zeide: Neen! maar gij hebt gelachen.
Leviticus 6:2Als een mens gezondigd, en tegen den HEERE door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of van roof, of [dat] hij met geweld zijn naaste onthoudt;
Leviticus 6:3Of dat hij het verlorene gevonden, en daarover gelogen, en met valsheid gezworen zal hebben; over iets van alles, dat de mens doet, daarin zondigende.
Leviticus 19:11Gij zult niet stelen, en gij zult niet liegen, noch valselijk handelen, een iegelijk tegen zijn naaste.
Deuteronomium 33:29Welgelukzalig zijt gij, o Israel! wie is u gelijk? gij zijt een volk, verlost door den HEERE, het Schild uwer hulp, en Die een Zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen, en gij zult op hun hoogten treden!
Jozua 7:11Israel heeft gezondigd; en zij hebben ook Mijn verbond, hetwelk Ik hun geboden had, overtreden; en ook hebben zij van het verbannene genomen, en ook gestolen, en ook gelogen, en hebben het ook onder hun gereedschap gelegd.
Jozua 24:27En Jozua zeide tot het ganse volk: Ziet, deze steen zal ons tot een getuigenis zijn; want hij heeft gehoord al de redenen des HEEREN, die Hij tot ons gesproken heeft; ja, hij zal tot een getuigenis tegen ulieden zijn, opdat gij uw God niet liegt.
2 Samuel 22:45Vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen; zo haast als [hun] oor [van mij] hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd.
1 Koningen 13:18En hij zeide tot hem: Ik ben ook een profeet, gelijk gij, en een engel heeft tot mij gesproken door het woord des HEEREN, zeggende: Breng hem weder met u in uw huis, dat hij brood ete en water drinke. [Doch] hij loog hem.
Job 8:18[Maar] als [God] hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, [zeggende]: Ik heb u niet gezien.
Job 31:28Dat ware ook een misdaad [bij] den rechter; want ik zou den God van boven verzaakt hebben.
Psalm 18:45Zo haast als [hun] oor [van mij] hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.
Psalm 66:3Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij [in] Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen.
Psalm 81:16Die den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn.
Psalm 109:24Mijn knieën struikelen van vasten, en mijn vlees is vermagerd, zodat er geen vet aan is.
Spreuken 30:9Opdat ik, zat zijnde, [U] dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.
Jesaja 59:13Het overtreden en het liegen tegen den HEERE, en het achterwaarts wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking en afval, het ontvangen en het dichten van valse woorden uit het hart.
Jeremia 5:12Zij verloochenen den HEERE, en zeggen: Hij is het niet, en ons zal geen kwaad overkomen, wij zullen noch zwaard noch honger zien.
Hosea 4:2[Maar] vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden.
Hosea 9:2De [dors]vloer en de wijnkuip zal henlieden niet voeden; en de most zal hun liegen.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel