H3899 לֶחֶם
eten, toonbrood, spijs, spijze, brood der toerichting, brood
Spreuken 20:13 | Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. |
Spreuken 20:17 | Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. |
Spreuken 22:9 | Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven. |
Spreuken 23:3 | Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood. |
Spreuken 23:6 | Eet het brood niet desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust op zijn smakelijke spijzen; |
Spreuken 25:21 | Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; |
Spreuken 27:27 | Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk [hebben] tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden. |
Spreuken 28:3 | Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij. |
Spreuken 28:19 | Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele [mensen] volgt, zal met armoede verzadigd worden. |
Spreuken 28:21 | De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden. |
Spreuken 30:8 | Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels; |
Spreuken 30:22 | Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is; |
Spreuken 30:25 | De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in den zomer haar spijs. |
Spreuken 31:14 | [He.] Zij is als de schepen eens koopmans; zij doet haar brood van verre komen. |
Spreuken 31:27 | [Tsade.] Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet. |
Prediker 9:7 | Ga [dan] heen, eet uw brood met vreugde, en drink uw wijn van goeder harte; want God heeft alrede een behagen aan uw werken. |
Prediker 9:11 | Ik keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop niet is der snellen, noch de strijd der helden, noch ook de spijs der wijzen, noch ook de rijkdom der verstandigen, noch ook de gunst der welwetenden, maar dat tijd en toeval aan alle dezen wedervaart; |
Prediker 10:19 | Men maakt maaltijden om te lachen, en de wijn verheugt de levenden, en het geld verantwoordt alles. |
Prediker 11:1 | Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen. |
Jesaja 3:1 | Want ziet, de Heere, HEERE der heirscharen, zal van Jeruzalem en van Juda wegnemen den stok en den staf, allen stok des broods, en allen stok des waters; |