H4136 מוּל
before, toward, forefront +, against,

Bijbelteksten

Jozua 9:1En het geschiedde, toen [dit] hoorden al de koningen, die aan deze zijde van de Jordaan waren, op het gebergte, en in de laagte, en aan alle havens der grote zee, tegenover den Libanon: de Hethieten, en de Amorieten, de Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten;
Jozua 18:18En gaat door ter zijde tegenover Araba naar het noorden, en gaat af te Araba.
Jozua 19:46En Me-jarkon, en Rakkon, met de landpale tegenover Jafo.
Jozua 22:11En de kinderen Israels hoorden zeggen: Ziet, de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse hebben een altaar gebouwd, tegenover het land Kanaan, aan de grenzen van de Jordaan, aan de zijde der kinderen Israels.
1 Samuel 14:5De ene tand was gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden, tegenover Geba.
1 Samuel 17:30En hij wendde zich af van dien naar een anderen toe, en hij zeide achtervolgens dat woord; en het volk gaf hem weder antwoord, achtervolgens de eerste woorden.
2 Samuel 5:23En David vraagde den HEERE, Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; [maar] trek om tot achter hen, dat gij aan hen komt van tegenover de moerbezienbomen;
2 Samuel 11:15En hij schreef in dien brief, zeggende: Stel Uria vooraan tegenover den sterksten strijd, en keer van achter hem af, opdat hij geslagen worde en sterve.
1 Koningen 7:5Ook waren al de deuren en de posten vierkantig van [enerlei] uitzicht; en venster was tegenover venster, in drie orden.
1 Koningen 7:39En hij zette vijf dier stellingen aan de rechterzijde van het huis, en vijf aan de linkerzijde van het huis; maar de zee zette hij aan de rechterzijde van het huis, oostwaarts tegen het zuiden.
1 Kronieken 14:14En David vraagde God nog eens; en God zeide tot hem: Gij zult niet optrekken achter hen heen; [maar] omsingel hen van boven, en kom tot hen tegenover de moerbezienbomen.
2 Kronieken 4:10De zee nu zette hij aan de rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden.
Nehemia 12:38Het tweede dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve, met de helft des volks, op den muur, van boven den Bakoventoren, tot aan den breden muur;
Micha 2:8Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech