H4318 מִיכָה
Micah, Michah, Micaiah

Bijbelteksten

1 Kronieken 9:40En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.
1 Kronieken 9:41De kinderen van Micha nu waren Pithon, en Melech, en Thaerea.
1 Kronieken 23:20Aangaande de kinderen van Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede.
1 Kronieken 24:24[Van] de kinderen van Uzziel was Micha; van de kinderen van Micha was Samir;
1 Kronieken 24:25De broeder van Micha was Jissia; van de kinderen van Jissia was Zecharja.
2 Kronieken 18:8Toen riep de koning van Israel een kamerling, en hij zeide: Haal haastelijk Micha, den zoon van Jimla.
2 Kronieken 18:14Als hij tot den koning gekomen was, zo zeide de koning tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En hij zeide: Trekt op, en gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand gegeven worden.
2 Kronieken 34:20En de koning gebood Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den schrijver, en Asaja, den knecht des konings, zeggende:
Nehemia 11:17En Matthanja, de zoon van Micha, den zoon van Zabdi, den zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon in het gebed, en Bakbukja was de tweede van zijn broederen; en Abda, de zoon van Sammua, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun.
Micha 1:1Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz [en] Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech