Spreuken 8:24 | Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water; |
Spreuken 8:29 | Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde; |
Spreuken 9:17 | De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk. |
Spreuken 17:14 | Het begin des krakeels is [gelijk] een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt. |
Spreuken 18:4 | De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek. |
Spreuken 20:5 | De raad in het hart eens mans is [als] diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. |
Spreuken 21:1 | Des konings hart is in de hand des HEEREN [als] waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil. |
Spreuken 25:21 | Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; |
Spreuken 25:25 | Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. |
Spreuken 27:19 | Gelijk [in het] water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens. |
Spreuken 30:4 | Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? |
Spreuken 30:16 | Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, [die] van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! |
Prediker 2:6 | Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te bewateren het woud, dat met bomen groende. |
Prediker 11:1 | Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen. |
Hooglied 4:15 | O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien! |
Hooglied 5:12 | Zijn ogen zijn als der duiven bij de waterstromen, met melk gewassen, staande [als] in kasjes [der ringen]. |
Hooglied 8:7 | Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem te enenmale verachten. |
Jesaja 1:22 | Uw zilver is geworden tot schuim; uw wijn is vermengd met water. |
Jesaja 1:30 | Want gij zult zijn als een eik, welks bladeren afvallen, en als een hof, die geen water heeft. |
Jesaja 3:1 | Want ziet, de Heere, HEERE der heirscharen, zal van Jeruzalem en van Juda wegnemen den stok en den staf, allen stok des broods, en allen stok des waters; |