H4405 מִלָּה
say, answer +, byword, speaking, speech, word

Bijbelteksten

2 Samuel 23:2De Geest des HEEREN heeft door mij gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest.
Job 4:2Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden?
Job 4:4Uw woorden hebben den struikelende opgericht, en de krommende knieen hebt gij vastgesteld;
Job 6:26Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?
Job 8:10Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen?
Job 12:11Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?
Job 13:17Hoort naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.
Job 15:3Bestraffende door woorden, [die] niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?
Job 15:13Dat gij uw geest keert tegen God, en [zulke] redenen uit uw mond laat uitgaan.
Job 16:4Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?
Job 18:2Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
Job 19:2Hoe lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?
Job 19:23Och, of nu mijn woorden toch opgeschreven wierden! Och, of zij in een boek ook wierden ingetekend!
Job 21:2Hoort aandachtelijk mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen.
Job 23:5Ik zou de redenen weten, die Hij mij antwoorden zou; en verstaan, wat Hij mij zeggen zou.
Job 24:25Indien het nu zo niet is, wie zal mij leugenachtig maken, en mijn rede tot niet brengen?
Job 26:4Aan wien hebt gij [die] woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan?
Job 29:9De oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hun mond.
Job 29:22Na mijn woord spraken zij niet weder, en mijn rede drupte op hen.
Job 30:9Maar nu ben ik hun een snarenspel geworden, en ik ben hun tot een klapwoord.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen