H4462 מְמוּכָן
Memucan

Bijbelteksten

Deuteronomium 26:5Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syriër, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk.
Esther 1:14De naasten nu bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tharsis, Meres, Marsena, Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden, die het aangezicht des konings zagen, die vooraan zaten in het koninkrijk),
Esther 1:16Toen zeide Memuchan voor het aangezicht des konings en der vorsten: De koningin Vasthi heeft niet alleen tegen den koning misdaan, maar [ook] tegen al de vorsten, en tegen al de volken, die in al de landschappen van den koning Ahasveros zijn.
Esther 1:21Dit woord nu was goed in de ogen des konings en der vorsten; en de koning deed naar het woord van Memuchan.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel