H4586 מְעוּנִי
Meunim, Mehunim

Bijbelteksten

1 Kronieken 4:41Dezen nu, die met namen beschreven zijn, kwamen in de dagen van Hizkia, den koning van Juda, en zij sloegen de tenten en woningen dergenen, die daar gevonden werden; en zij verbanden hen, tot op dezen dag; en zij woonden aan hun plaats, want daar was weide voor hun schapen.
2 Kronieken 26:7En God hielp hem tegen de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die te Gur-baal woonden, en [tegen] de Meunieten.
Ezra 2:50De kinderen van Asna, de kinderen der Mehunim, de kinderen der Nefusim;
Nehemia 7:52De kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim, de kinderen van Nefussim;

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs