2 Samuel 11:13 | En David nodigde hem, zodat hij voor zijn aangezicht at en dronk, en hij maakte hem dronken. Daarna ging hij in den avond uit, om zich neder te leggen op zijn leger, met zijns heren knechten, maar ging niet af in zijn huis. |
2 Samuel 13:5 | En Jonadab zeide tot hem: Leg u op uw leger, en maak u krank; als dan uw vader zal komen om u te zien, zo zult gij tot hem zeggen: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze voor mijn ogen toemake, opdat ik het aanzie, en van haar hand ete. |
2 Samuel 17:28 | Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost [koren], en bonen, en linzen, ook geroost, |
1 Koningen 1:47 | Zo zijn ook de knechten des konings gekomen, om onzen heer, den koning David, te zegenen, zeggende: Uw God make den naam van Salomo beter dan uw naam, en make zijn troon groter dan uw troon; en de koning heeft aangebeden op de slaapstede. |
2 Koningen 6:12 | En een van zijn knechten zeide: Neen, mijn heer koning! Maar Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft den koning van Israel te kennen de woorden, die gij in uw binnenste slaapkamer spreekt. |
2 Kronieken 16:14 | En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich gegraven had in de stad Davids, en legden hem op het bed, hetwelk hij gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een ganse grote branding. |
Job 7:13 | Wanneer ik zeg: Mijn bedstede zal mij vertroosten, mijn leger zal van mijn klacht [wat] wegnemen; |
Job 33:15 | In den droom, [door] het gezicht des nachts, als een diepe slaap op de lieden valt, in de sluimering op het leger; |
Job 33:19 | Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen; |
Psalm 4:5 | Zijt beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil. Sela. |
Psalm 36:5 | Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet. |
Psalm 41:4 | De HEERE zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zijn krankheid verandert Gij zijn ganse leger. |
Psalm 149:5 | Dat [Zijn] gunstgenoten van vreugde opspringen, om [die] eer; dat zij juichen op hun legers. |
Spreuken 7:17 | Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt; |
Spreuken 22:27 | Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen? |
Prediker 10:20 | Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten, en vloek den rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen geven. |
Hooglied 3:1 | Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; [ik zeide]: |
Jesaja 57:2 | Hij zal ingaan [in] den vrede; zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk, die [in] zijn oprechtheid gewandeld heeft. |
Jesaja 57:7 | Gij stelt uw leger op een hogen en verhevenen berg; ook klimt gij derwaarts op, om slachtoffer te offeren. |
Jesaja 57:8 | En achter de deur en posten zet gij uw gedenkteken; want van Mij [wijkende] ontdekt gij u, en klimt op; gij maakt uw leger wijd, en maakt u [een verbond met enigen] uit dezelve, gij hebt hun leger lief [in] elke plaats, [die] gij ziet. |