H5193 נָטַע
plant, planters, fastened

Bijbelteksten

Psalm 107:37En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.
Spreuken 31:16[Zain.] Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard.
Prediker 2:4Ik maakte mij grote werken, ik bouwde mij huizen, ik plantte mij wijngaarden.
Prediker 2:5Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in dezelve, van allerlei vrucht.
Prediker 3:2Er is een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven; een tijd om te planten, en een tijd om het geplante uit te roeien;
Prediker 12:11De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen [van] de meesters der verzamelingen, [die] gegeven zijn van den enigen Herder.
Jesaja 5:2En Hij heeft dien omtuind, en van stenen gezuiverd, en Hij heeft hem beplant [met] edele wijnstokken; en Hij heeft in deszelfs midden een toren gebouwd, en ook een wijnbak daarin uitgehouwen; en Hij heeft verwacht, dat hij [goede] druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht.
Jesaja 17:10Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet gedacht aan den Rotssteen uwer sterkte; daarom zult gij wel liefelijke planten planten, en gij zult hem met uitlandse ranken bezetten;
Jesaja 37:30En dat zij u een teken, dat men [in] dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
Jesaja 40:24Ja, zij worden niet geplant, ja, zij worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt niet in de aarde; ook als Hij op hen blazen zal, zo zullen zij verdorren, en een stormwind zal hen als een stoppel wegnemen.
Jesaja 44:14Als hij zich cederen afhouwt, zo neemt hij een cypressenboom of een eik, en hij versterkt zich onder de bomen des wouds; hij plant een olmboom, en de regen maakt [dien] groot.
Jesaja 51:16En Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek u onder de schaduw Mijner hand; om den hemel te planten, en om de aarde te gronden, en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk.
Jesaja 65:21En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten.
Jesaja 65:22Zij zullen niet bouwen, dat het een ander bewone; zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten.
Jeremia 1:10Zie, Ik stel u te dezen dage over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken, en te verderven, en te verstoren; [ook] om te bouwen en te planten.
Jeremia 2:21Ik had u toch geplant, een edelen wijnstok, een geheel getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd [in] verbasterde ranken van een vreemden wijnstok?
Jeremia 11:17Want de HEERE der heirscharen, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken; om der boosheid wil van het huis Israels en van het huis van Juda, die zij onder zich bedrijven, om Mij te vertoornen, rokende den Baal.
Jeremia 12:2Gij hebt ze geplant, zij zijn ook ingeworteld, zij gaan voort, ook dragen zij vrucht; Gij zijt [wel] nabij in hun mond, maar verre van hun nieren.
Jeremia 18:9Ook zal Ik [in] een ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten;
Jeremia 24:6En Ik zal Mijn oog op hen stellen ten goede, en zal hen wederbrengen in dit land; en Ik zal hen bouwen, en niet afbreken; en zal hen planten, en niet uitrukken.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel