H5397 נְשָׁמָה
inspiration, souls, blast, spirit, breath
Genesis 2:7 | En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. |
Genesis 7:22 | Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven. |
Deuteronomium 20:16 | Maar van de steden dezer volken, die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij niets laten leven, dat adem heeft. |
Jozua 10:40 | Alzo sloeg Jozua het ganse land, het gebergte, en het zuiden, en de laagte, en de aflopingen der wateren, en al hun koningen; hij liet geen overigen overblijven; ja, hij verbande alles, wat adem had, gelijk als de HEERE, de God Israels, geboden had. |
Jozua 11:11 | En zij sloegen alle ziel, die daarin was, met de scherpte des zwaards, die verbannende; er bleef niets over, dat adem had; en Hazor verbrandde hij met vuur. |
Jozua 11:14 | En al den roof dezer steden, en het vee, roofden de kinderen Israëls voor zich; alleenlijk sloegen zij al de mensen met de scherpte des zwaards, totdat zij hen verdelgden; zij lieten niet overblijven wat adem had. |
2 Samuel 22:16 | En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden der wereld werden ontdekt, door het schelden des HEEREN, van het geblaas des winds van Zijn neus. |
1 Koningen 15:29 | Het geschiedde nu, als hij regeerde, dat hij het ganse huis van Jerobeam sloeg; hij liet niets over van Jerobeam, wat adem had, totdat hij hem verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den Siloniet; |
1 Koningen 17:17 | En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hem overgebleven was. |
Job 4:9 | Van den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan. |
Job 26:4 | Aan wien hebt gij [die] woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan? |
Job 27:3 | Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus; |
Job 32:8 | Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig. |
Job 33:4 | De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt. |
Job 34:14 | Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen; |
Job 37:10 | Door [zijn] geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. |
Psalm 18:16 | En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus. |
Psalm 150:6 | Alles, wat adem heeft, love den HEERE! Hallelujah! |
Spreuken 20:27 | De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. |
Jesaja 2:22 | Laat gijlieden [dan] af van den mens, wiens adem in zijn neus is, want waarin is hij te achten? |