Deuteronomium 32:15 | Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit, (gij zijt vet, gij zijt dik, [ja, met vet] overdekt geworden!); en hij liet God varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde den Rotssteen zijns heils. |
1 Koningen 12:10 | En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo zult gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken hebben, zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste [vinger] zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. |
2 Kronieken 10:10 | En de jongelingen die met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo zult gij zeggen tot dat volk, dat tot u gesproken heeft, zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste [vinger] zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. |