1 Koningen 4:14 | Abinadab, de zoon van Iddo, was te Mahanaim. |
1 Kronieken 6:21 | Zijn zoon Joah; zijn zoon Iddo; zijn zoon Zerah; zijn zoon Jeathrai. |
2 Kronieken 12:15 | De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste en de laatste, zijn die niet geschreven in de woorden van Semaja, den profeet, en Iddo, den ziener, verhalende de geslachtsregisteren; daartoe de krijgen van Rehabeam en Jerobeam in al [hun] dagen? |
2 Kronieken 13:22 | Het overige nu der geschiedenissen van Abia, zo zijn wegen als zijn woorden, zijn beschreven in de historie van den profeet Iddo. |
Ezra 5:1 | Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeten, profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in den naam des Gods van Israel [profeteerden zij] tot hen. |
Ezra 6:14 | En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoediglijk voort, door de profetie van den profeet Haggai en Zacharia, den zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar het bevel van den God Israels, en naar het bevel van Kores, en Darius, en Arthahsasta, koning van Perzie. |
Nehemia 12:4 | Iddo, Ginnethoi, Abia, |
Nehemia 12:16 | Van Iddo, Zacharia; van Ginnethon, Mesullam; |
Zacharia 1:1 | In de achtste maand, in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, den zoon van Berechja, den zoon van Iddo, den profeet, zeggende: |
Zacharia 1:7 | Op den vier en twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, den zoon van Berechja, den zoon van Iddo, den profeet, zeggende: |