2 Samuel 6:3 | En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen. |
2 Samuel 6:6 | Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza [zijn hand] uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen struikelden. |
2 Samuel 6:7 | Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods. |
2 Samuel 6:8 | En David ontstak, omdat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; en hij noemde dezelve plaats Perez-uza, tot op dezen dag. |
2 Koningen 21:18 | En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in den hof van zijn huis, in den hof van Uzza; en zijn zoon Amon werd koning in zijn plaats. |
2 Koningen 21:26 | En men begroef hem in zijn graf, in den hof van Uzza; en zijn zoon Josia werd koning in zijn plaats. |
1 Kronieken 6:29 | De kinderen van Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza; |
1 Kronieken 8:7 | En Naaman, en Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud. |
1 Kronieken 13:7 | En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen uit het huis van Abinadab. Uza nu en Ahio leidden den wagen. |
1 Kronieken 13:9 | Toen zij aan den dorsvloer van Chidon gekomen waren, zo strekte Uza zijn hand uit, om de ark te houden, want de runderen struikelden. |
1 Kronieken 13:10 | Toen ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem, omdat hij zijn hand had uitgestrekt aan de ark; en hij stierf aldaar voor het aangezicht Gods. |
1 Kronieken 13:11 | En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; daarom noemde hij diezelve plaats Perez-uza, tot op dezen dag. |
Ezra 2:49 | De kinderen van Uza, de zonen van Paseah, de kinderen van Bezai; |
Nehemia 7:51 | De kinderen van Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; |