Numeri 22:6 | En nu, kom toch, vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik; misschien zal ik het kunnen slaan, of het uit het land verdrijven; want ik weet, dat, wien gij zegent, die zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt, die zal vervloekt zijn. |
Numeri 22:11 | Zie, er is een volk uit Egypte getogen, en het heeft het gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek het mij; misschien zal ik tegen hetzelve kunnen strijden, of het uitdrijven. |
Numeri 22:12 | Toen zeide God tot Bileam: Gij zult met hen niet trekken; gij zult dat volk niet vloeken, want het is gezegend. |
Numeri 22:17 | Want ik zal u zeer hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij dit volk! |
Numeri 22:41 | En het geschiedde des morgens, dat Balak Bileam nam, en voerde hem op de hoogten van Baal, dat hij van daar zag het uiterste des volks. |
Numeri 23:9 | Want van de hoogte der steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw ik hem; ziet, dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden. |
Numeri 23:24 | Zie, het volk zal opstaan als een oude leeuw, en het zal zich verheffen als een leeuw; het zal zich niet nederleggen, totdat het den roof gegeten, en het bloed der verslagenen gedronken zal hebben! |
Numeri 24:14 | En nu, zie, ik ga tot mijn volk; kom, ik zal u raad geven, [en zeggen] wat dit volk uw volk doen zal in de laatste dagen. |
Numeri 25:1 | En Israel verbleef te Sittim, en het volk begon te hoereren met de dochteren der Moabieten. |
Numeri 25:2 | En zij nodigden het volk tot de slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog zich voor haar goden. |
Numeri 25:4 | En de HEERE zeide tot Mozes: Neem alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israël. |
Numeri 27:13 | Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld worden, gij ook, gelijk als uw broeder Aaron verzameld geworden is; |
Numeri 31:2 | Neem de wraak der kinderen Israels van de Midianieten; daarna zult gij verzameld worden tot uw volken. |
Numeri 31:3 | Mozes dan sprak tot het volk, zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde toerusten, en dat zij tegen de Midianieten zijn, om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. |
Numeri 31:32 | De buit nu, het overschot van den roof, dat het krijgsvolk geroofd had, was zeshonderd vijf en zeventig duizend schapen; |
Numeri 32:15 | Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, zo zal Hij wijders voortvaren het te laten in de woestijn; en gij zult al dit volk verderven. |
Numeri 33:14 | En zij verreisden van Aluz, en legerden zich in Rafidim; doch daar was geen water voor het volk, om te drinken. |
Deuteronomium 1:28 | Waarheen zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende: Het is een volk, groter en langer dan wij; de steden zijn groot, en gesterkt tot in den hemel toe; ook hebben wij daar kinderen der Enakieten gezien. |
Deuteronomium 2:4 | En gebied het volk, zeggende: Gij zult doortrekken aan de landpale uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u zeer wachten. |
Deuteronomium 2:10 | De Emieten woonden te voren daarin, een groot, en menigvuldig, en lang volk, gelijk de Enakieten. |