H6102 עָצֵל
luiaard

Bijbelteksten

Spreuken 6:6Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Spreuken 6:9Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
Spreuken 10:26Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen die hem uitzenden.
Spreuken 13:4De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
Spreuken 15:19De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is welgebaand.
Spreuken 19:24Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen.
Spreuken 20:4Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.
Spreuken 21:25De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken.
Spreuken 22:13De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden!
Spreuken 24:30Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
Spreuken 26:13De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten.
Spreuken 26:14Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed.
Spreuken 26:15De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen.
Spreuken 26:16De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die [met] rede antwoorden.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken