H6135 עָקָר
barren

Bijbelteksten

Genesis 11:30En Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind.
Genesis 25:21En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd.
Genesis 29:31Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar.
Exodus 23:26Er zal geen misdrachtige, noch onvruchtbare in uw land zijn; Ik zal het getal uwer dagen vervullen.
Deuteronomium 7:14Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook [niet] onder uw beesten;
Richteren 13:2En er was een man van Zora, uit het geslacht van een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn huisvrouw was onvruchtbaar en baarde niet.
Richteren 13:3En een Engel des HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot haar: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar, en hebt niet gebaard; maar gij zult zwanger worden, en een zoon baren.
1 Samuel 2:5Die verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het niet meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden.
Job 24:21De onvruchtbare, [die] niet baart, teert hij af, en aan de weduwe doet hij niets goeds.
Psalm 113:9Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!
Jesaja 54:1Zing vrolijk, gij onvruchtbare, [die] niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, [die] geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken