Jeremia 21:14 | En Ik zal over ulieden bezoeking doen naar de vrucht uwer handelingen, spreekt de HEERE; en Ik zal een vuur aansteken in haar woud, dat zal verteren al wat rondom haar is. |
Jeremia 29:5 | Bouwt huizen en woont [daarin], en plant hoven en eet de vrucht daarvan; |
Jeremia 29:28 | Want daarom heeft hij tot ons [naar] Babel gezonden, zeggende: Het zal lang duren; bouwt huizen, en woont [daarin] en plant hoven, en eet de vrucht daarvan. |
Jeremia 32:19 | Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen. |
Klaagliederen 2:20 | [Resch.] Zie, HEERE, aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom des Heeren gedood worden? |
Ezechiel 17:8 | Hij was in een goede landouwe bij vele wateren geplant, om takken te maken en vrucht te dragen, opdat hij tot een heerlijken wijnstok worden mocht. |
Ezechiel 17:9 | Zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Zal hij gedijen? Zal hij niet zijn wortelen uitrukken, en zijn vrucht afsnijden, dat hij droog worde? Hij zal aan al de bladeren van zijn gewas verdrogen; en dat niet door een groten arm, noch door veel volks, om dien van zijn wortelen weg te voeren. |
Ezechiel 17:23 | Op den berg der hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen, en vrucht dragen, en hij zal tot een heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. |
Ezechiel 19:12 | Maar hij werd door grimmigheid uitgerukt, [en] ter aarde geworpen, en de oostenwind heeft zijn vrucht verdroogd; zijn sterke roeden zijn afgebroken en zijn verdroogd; het vuur heeft ze verteerd. |
Ezechiel 19:14 | Daartoe is een vuur uitgegaan uit een roede zijner ranken, [dat] zijn vrucht verteerd heeft; zodat aan hem geen sterke roede is [tot] een scepter, om te heersen. Dit is een weeklage, en is tot een weeklage geworden. |
Ezechiel 25:4 | Daarom, ziet, Ik zal u aan die van het oosten overgeven tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, en hun woningen in u stellen, die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw melk drinken. |
Ezechiel 34:27 | En het geboomte des velds zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik de disselbomen huns juks zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen, die zich van hen deden dienen. |
Ezechiel 36:8 | Maar gij, o bergen Israels! gij zult weder [uw] takken geven, en uw vrucht voor Mijn volk Israel dragen, want zij naderen te komen. |
Ezechiel 36:30 | En Ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst des velds vermenigvuldigen; opdat gij de smaadheid des hongers niet meer ontvangt onder de heidenen. |
Ezechiel 47:12 | Aan de beek nu, aan haar oever, zal van deze en van gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen; want zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijze, en zijn blad tot heling. |
Hosea 9:16 | Efraim is geslagen, hunlieder wortel is verdord, zij zullen geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, zo zal Ik toch de gewenste [vruchten] van hun buik doden. |
Hosea 10:1 | Israel is een uitgeledigde wijnstok, hij brengt [weder] vrucht voor zich; [maar] naar de veelheid zijner vrucht heeft hij de altaren vermenigvuldigd; naar de goedheid zijns lands, hebben zij de opgerichte beelden goed gemaakt. |
Hosea 10:13 | Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid, [en] de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden. |
Hosea 14:9 | Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb [hem] verhoord, en zal op hem zien; Ik zal [hem] zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. |
Joel 2:22 | Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen [weder] jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven. |