H6620 פֶּתֶן
adder, slang

Bijbelteksten

Deuteronomium 32:33Hun wijn is vurig drakenvenijn, en een wreed adderenvergift.
Job 20:14Zijn spijze zal in zijn ingewand veranderd worden; gal der adderen zal zij in het binnenste van hem zijn.
Job 20:16Het vergif der adderen zal hij zuigen; de tong der slang zal hem doden.
Psalm 58:5Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, [die] haar oren toestopt;
Psalm 91:13Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
Jesaja 11:8En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech