H6884 צָרַף
melt, founder, refiner, goldsmith, refine, try
Richteren 7:4 | En de HEERE zeide tot Gideon: Nog is des volks te veel; doe hen afgaan naar het water, en Ik zal ze u aldaar beproeven; en het zal geschieden, van welken Ik tot u zeggen zal: Deze zal met u trekken, die zal met u trekken; maar al degene, van welken Ik zeggen zal: Deze zal niet met u trekken, die zal niet trekken. |
Richteren 17:4 | Maar hij gaf dat geld aan zijn moeder weder. En zijn moeder nam tweehonderd zilverlingen, en gaf ze den goudsmid, die maakte daarvan een gesneden beeld en een gegoten beeld; dat was in het huis van Micha. |
2 Samuel 22:31 | Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. |
Nehemia 3:8 | Aan zijn hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, [een] der goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur. |
Nehemia 3:32 | En tussen de opperzaal van het punt tot de Schaapspoort toe, verbeterden de goudsmeden en de kruideniers. |
Psalm 12:7 | De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal. |
Psalm 17:3 | Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; [hetgeen] ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. |
Psalm 18:31 | Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. |
Psalm 26:2 | Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart. |
Psalm 66:10 | Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert; |
Psalm 105:19 | Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. |
Psalm 119:140 | Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief. |
Spreuken 25:4 | Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; |
Spreuken 30:5 | Alle rede Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen, die op Hem betrouwen. |
Jesaja 1:25 | En Ik zal Mijn hand tegen u keren, en Ik zal uw schuim op het allerreinste afzuiveren, en Ik zal al uw tin wegnemen. |
Jesaja 40:19 | De werkmeester giet een beeld, en de goudsmid overtrekt het met goud, en giet er zilveren ketenen [toe]. |
Jesaja 41:7 | En de werkmeester versterkte den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien, die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt hij het vast met nagelen, dat het niet wankele. |
Jesaja 46:6 | Zij verkwisten het goud uit de beurs, en wegen het zilver met de waag; zij huren een goudsmid, en die maakt het tot een god, zij knielen neder, ook buigen zij zich [daarvoor]. |
Jesaja 48:10 | Ziet, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende. |
Jeremia 6:29 | De blaasbalg is verbrand, het lood is van het vuur verteerd; te vergeefs heeft [de smelter] zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken zijn. |