H7399 רְכוּשׁ
substance, goods, riches

Bijbelteksten

Genesis 12:5En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de zielen, die zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan.
Genesis 13:6En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen.
Genesis 14:11En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokken weg.
Genesis 14:12Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken weg; want hij woonde in Sodom.
Genesis 14:16En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk.
Genesis 14:21En de koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen; maar neem de have voor u.
Genesis 15:14Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have.
Genesis 31:18En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn have, die hij gewonnen had, het vee, dat hij bezat, hetwelk hij in Paddan-aram geworven had, om te komen tot Izak, zijn vader, naar het land Kanaan.
Genesis 36:7Want hun have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee.
Genesis 46:6En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het land Kanaan geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem;
Numeri 16:32En de aarde opende haar mond, en verslond hen met hun huizen, en alle mensen, die Korach toebehoorden, en al de have.
Numeri 35:3En die steden zullen zij hebben om te bewonen; maar hun voorsteden zullen zijn voor hun beesten, en voor hun have, en voor al hun gedierte,
1 Kronieken 27:31En over het kleine vee was Jaziz, de Hageriet. Alle dezen waren oversten over de have, die de koning David had.
1 Kronieken 28:1Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held.
2 Kronieken 20:25Josafat nu en zijn volk kwamen, om hun buit te roven, en zij vonden bij hen in menigte, zowel have en dode lichamen, als kostelijk gereedschap, en namen voor zich weg, totdat zij niet meer dragen konden; en zij roofden den buit drie dagen, want dies was veel.
2 Kronieken 21:14Zie, de HEERE zal [u] plagen met een grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have.
2 Kronieken 21:17Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden alle have weg, die in het huis des konings gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem geen zoon overgelaten werd, dan Joahaz, de kleinste zijner zonen.
2 Kronieken 31:3Ook het deel des konings van zijn have tot de brandofferen, tot de brandofferen des morgens en des avonds, en de brandofferen der sabbatten, en der nieuwe maanden, en der gezette hoogtijden; gelijk geschreven is in de wet des HEEREN.
2 Kronieken 32:29Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have.
2 Kronieken 35:7En Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, naar al hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van runderen drie duizend; dit was van des konings have.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken