H7586 שָׁאוּל
Saul, Shaul

Bijbelteksten

2 Samuel 21:13En hij bracht van daar op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon; ook verzamelden zij de beenderen der gehangenen.
2 Samuel 21:14En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.
2 Samuel 22:1En David sprak de woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
1 Kronieken 1:48En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
1 Kronieken 1:49En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.
1 Kronieken 4:24De kinderen van Simeon waren Nemuel en Jamin, Jarib, Zerah, Saul.
1 Kronieken 5:10En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
1 Kronieken 6:24Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul.
1 Kronieken 8:33Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.
1 Kronieken 9:39En Ner gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, en Abinadab, en Esbaal.
1 Kronieken 10:2En de Filistijnen hielden dicht achter Saul aan en achter zijn zonen; en de Filistijnen sloegen Jonathan, en Abinadab, en Malchi-sua, de zonen van Saul.
1 Kronieken 10:3En de strijd werd zwaar tegen Saul, en de schutters met de bogen troffen hem aan; en hij vreesde zeer voor de schutters.
1 Kronieken 10:4Toen zeide Saul tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit en doorsteek mij daarmede, dat misschien deze onbesnedenen niet komen, en met mij den spot drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard, en viel daarin.
1 Kronieken 10:5Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel hij ook in het zwaard en stierf.
1 Kronieken 10:6Alzo stierf Saul en zijn drie zonen; ook zijn ganse huis is tegelijk gestorven.
1 Kronieken 10:7Als al de mannen van Israel, die in het dal waren, zagen, dat zij gevloden waren, en dat Saul en zijn zonen dood waren, zo verlieten zij hun steden, en zij vloden. Toen kwamen de Filistijnen en woonden daarin.
1 Kronieken 10:8Het geschiedde nu des anderen daags, als de Filistijnen kwamen om de verslagenen te plunderen, zo vonden zij Saul en zijn zonen, liggende op het gebergte Gilboa.
1 Kronieken 10:11Als geheel Jabes in Gilead hoorde alles, wat de Filistijnen Saul gedaan hadden,
1 Kronieken 10:12Zo maakten zich alle strijdbare mannen op, en zij namen het lichaam van Saul, en de lichamen zijner zonen, en zij brachten ze te Jabes; en zij begroeven hun beenderen onder een eikenboom te Jabes, en zij vastten zeven dagen.
1 Kronieken 10:13Alzo stierf Saul, in zijn overtreding, waarmede hij overtreden had tegen den HEERE, tegen het woord des HEEREN hetwelk hij niet gehouden had; en ook omdat hij de waarzegster gevraagd had, haar zoekende,

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin