Psalm 27:4 | Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel. |
Psalm 35:11 | Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij. |
Psalm 40:7 | Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer; Gij hebt mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geeist. |
Psalm 78:18 | En zij verzochten God in hun hart, begerende spijs naar hun lust. |
Psalm 105:40 | Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. |
Psalm 109:10 | En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en [de nooddruft] uit hun verwoeste plaatsen zoeken. |
Psalm 122:6 | Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen. |
Psalm 137:3 | Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, [zeggende:] Zingt ons [een] van de liederen Sions; |
Spreuken 20:4 | Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. |
Spreuken 30:7 | Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve: |
Prediker 2:10 | En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid. |
Prediker 7:10 | Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen. |
Jesaja 7:11 | Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. |
Jesaja 7:12 | Doch Achaz zeide: Ik zal het niet eisen, en ik zal den HEERE niet verzoeken. |
Jesaja 30:2 | Die gaan, om af te trekken in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken met de macht van Farao, en om hun toevlucht te nemen onder de schaduw van Egypte. |
Jesaja 41:28 | Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden. |
Jesaja 45:11 | Alzo zegt de HEERE, de Heilige Israels, en deszelfs Formeerder: Zij hebben Mij van toekomende dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt gij Mij van het werk Mijner handen bevel geven? |
Jesaja 58:2 | Hoewel zij Mij dagelijks zoeken, en een lust hebben aan de kennis Mijner wegen, als een volk, dat gerechtigheid doet en het recht zijns Gods niet verlaat, vragen zij Mij naar de rechten der gerechtigheid; zij hebben een lust tot God te naderen; |
Jesaja 65:1 | Ik ben gevonden van hen, die [naar Mij] niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, [hier] ben Ik, ziet, [hier] ben Ik. |
Jeremia 6:16 | Zo zegt de HEERE: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin; zo zult gij rust vinden voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij zullen [daarin] niet wandelen. |