H7845 שַׁחַת
grave, pit, destruction, corruption, ditch

Bijbelteksten

Job 9:31Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen.
Job 17:14Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!
Job 33:18Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga.
Job 33:22En zijn ziel nadert ten verderve, en zijn leven tot de dingen, die doden.
Job 33:24Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.
Job 33:28[Maar God] heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere in het verderf, zodat mijn leven het licht aanziet.
Job 33:30Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, en hij verlicht worde met het licht der levenden.
Psalm 7:16Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, [die] hij gemaakt heeft.
Psalm 9:16De heidenen zijn gezonken in de groeve, [die] zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.
Psalm 16:10Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie.
Psalm 30:10Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?
Psalm 35:7Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel.
Psalm 49:10Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, [en] de verderving niet zien.
Psalm 55:24Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen.
Psalm 94:13Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt.
Psalm 103:4Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden;
Spreuken 26:27Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.
Jesaja 38:17Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.
Jesaja 51:14De omzwevende gevangene zal haastelijk los gelaten worden; en hij zal in den kuil niet sterven, en zijn brood zal [hem] niet ontbreken.
Ezechiel 19:4Dit hoorden de volken van hem, hij werd gegrepen in hun groeve; en zij brachten hem met haken naar Egypteland.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken