H8193 שָׂפָה
rand, lip, bank, taal,

Bijbelteksten

2 Koningen 2:13Hij hief ook Elia's mantel op, die van hem afgevallen was, en keerde weder, en stond aan den oever van de Jordaan.
2 Koningen 18:20Gij zegt (doch het is een woord der lippen): Er is raad en macht tot den oorlog; op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert?
2 Koningen 19:28Om uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen is, zo zal Ik Mijn haak in uw neus leggen, en Mijn gebit in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, door denwelken gij gekomen zijt.
2 Kronieken 4:2Daartoe maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij, van haar enen rand tot haar anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom.
2 Kronieken 4:5Haar dikte nu was een hand breed, en haar rand als het werk van den rand eens bekers [of] ener leliebloem, bevattende [vele] bathen; zij hield drie duizend.
2 Kronieken 8:17Toen toog Salomo naar Ezeon-geber, en naar Eloth, aan den oever der zee, in het land van Edom.
Job 2:10Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Job 8:21Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich.
Job 11:2Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig man recht hebben?
Job 11:5Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende;
Job 12:20Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.
Job 13:6Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.
Job 15:6Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.
Job 16:5Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden.
Job 23:12Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
Job 27:4Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken!
Job 32:20Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht krijge; ik zal mijn lippen openen, en zal antwoorden.
Job 33:3Mijn redenen zullen de oprechtigheid mijns harten, en de wetenschap mijner lippen, wat zuiver is, uitspreken.
Psalm 12:3Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, [met] vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.
Psalm 12:4De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken