1 Kronieken 7:12 | Daartoe Suppim en Huppim waren kinderen van Ir, [en] Husim, kinderen van Aher. |
1 Kronieken 7:15 | Machir nu nam tot een vrouw de zuster van Huppim en Suppim, en haar naam was Maacha; en de naam des tweeden was Zelafead. Zelafead nu had dochters. |
1 Kronieken 26:16 | Suppim en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen weg, wacht tegenover wacht. |