H8337 שֵׁשׁ
sixth, sixteenth +, six, , sixteen +
1 Koningen 6:6 | De onderste kamer was van vijf ellen in haar breedte, en de middelste van zes ellen in haar breedte, en de derde van zeven ellen in haar breedte; want hij had aan het huis rondom buitenwaarts inkortingen gemaakt, opdat zij zich niet hielden in de wanden van het huis. |
1 Koningen 10:14 | Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam was zeshonderd zes en zestig talenten gouds; |
1 Koningen 10:16 | Ook maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd [sikkelen] gouds liet hij opwegen tot elke rondas. |
1 Koningen 10:19 | Deze troon had zes trappen, en het hoofd van den troon was van achteren rond, en aan beide zijden waren leuningen tot de zitplaats toe, en twee leeuwen stonden bij die leuningen. |
1 Koningen 10:20 | En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt geweest. |
1 Koningen 10:29 | En een wagen kwam op, en ging uit van Egypte, voor zeshonderd [sikkelen] zilvers, en een paard voor honderd en vijftig; en alzo voerden ze [die] uit door hun hand voor alle koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrie. |
1 Koningen 11:16 | Want Joab bleef aldaar zes maanden, met het ganse Israel, totdat hij al wat mannelijk was in Edom uitgeroeid had. |
1 Koningen 16:8 | In het zes en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baesa, koning over Israel, te Thirza, [en regeerde] twee jaren. |
1 Koningen 16:23 | In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israel, [en regeerde] twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren. |
2 Koningen 5:5 | Toen zeide de koning van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den koning van Israel zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, en zes duizend [sikkelen] gouds, en tien wisselklederen. |
2 Koningen 11:3 | En hij was met haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over het land. |
2 Koningen 13:10 | In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israel, te Samaria, [en regeerde] zestien jaren. |
2 Koningen 13:19 | Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf- of zesmaal geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriers tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu zult gij de Syriers driemaal slaan. |
2 Koningen 14:21 | En het ganse volk van Juda nam Azaria (die nu zestien jaren oud was), en maakten hem koning in plaats van zijn vader Amazia. |
2 Koningen 15:2 | Hij was zestien jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. |
2 Koningen 15:8 | In het acht en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, regeerde Zacharia, de zoon van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. |
2 Koningen 15:33 | Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij koning werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. |
2 Koningen 16:2 | Twintig jaren was Achaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als zijn vader David. |
2 Koningen 18:10 | En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea, den koning van Israel, als Samaria ingenomen werd. |
1 Kronieken 3:4 | Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. |