Job 31:38 | Zo mijn land tegen mij roept, en zijn voren te zamen wenen; |
Job 39:13 | Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan de voren binden? Zal hij de laagten achter u eggen? |
Psalm 65:11 | Gij maakt zijn opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen [in] zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel. |
Hosea 10:4 | Zij hebben woorden gesproken, valselijk zwerende [in het] verbond maken; daarom zal het oordeel als een vergiftig kruid groenen, op de voren der velden. |
Hosea 12:12 | Zekerlijk is Gilead ongerechtigheid, zij zijn enkel ijdelheid; te Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als [steen]hopen op de voren der velden. |