H8673 תִּשְׁעִים
negentig

Bijbelteksten

Genesis 5:9En Enos leefde negentig jaren, en hij gewon Kenan.
Genesis 5:17Zo waren al de dagen van Mahalal-el achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf.
Genesis 5:30En Lamech leefde, nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
Genesis 17:1Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht!
Genesis 17:17Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, [een kind] geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren?
Genesis 17:24En Abraham was oud negen en negentig jaren, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd.
1 Samuel 4:15(Eli nu was een man van acht en negentig jaren, en zijn ogen stonden stijf, dat hij niet zien kon.)
1 Kronieken 9:6En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd en negentig.
Ezra 2:16De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig.
Ezra 2:20De kinderen van Gibbar, vijf en negentig.
Ezra 2:58Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig.
Ezra 8:35[En] de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen waren, offerden den God Israels brandofferen; twaalf varren voor gans Israel, zes en negentig rammen, zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer den HEERE.
Nehemia 7:21De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig;
Nehemia 7:25De kinderen van Gibeon, vijf en negentig;
Nehemia 7:60Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig.
Jeremia 52:23En de granaatappelen waren zes en negentig, [gezet] naar den wind; alle granaatappelen waren honderd, over het net rondom.
Ezechiel 4:5Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen zult.
Ezechiel 4:9En neemt gij voor u tarwe, en gerst, en bonen, en linzen, en gierst, en spelt; en doe die in een vat, en maak die u tot brood; [naar] het getal der dagen, die gij op uw zijde nederliggen zult, driehonderd en negentig dagen, zult gij dat eten.
Ezechiel 41:12Voorts [van] het gebouw, dat voor aan de afgesneden plaats was [in] den hoek des wegs naar het westen, was de breedte zeventig ellen, en [van] den wand des gebouws was de breedte vijf ellen rondom henen, en de lengte daarvan negentig ellen.
Daniel 12:11En van dien tijd af, dat het gedurig [offer] zal weggenomen, en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen