Genesis 7:7 | Zo ging Noach, en zijn zonen, en zijn huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de wateren des vloeds. |
Genesis 7:15 | En van alle vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee [en] twee tot Noach in de ark. |
Genesis 7:16 | En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje, van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter hem toe. |
Genesis 7:17 | En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde. |
Genesis 7:20 | Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt. |
Genesis 7:22 | Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven. |
Genesis 7:23 | Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was. |
Genesis 8:3 | Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, heen en weder vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig dagen. |
Genesis 8:6 | En het geschiedde, ten einde van veertig dagen, dat Noach het venster der ark, die hij gemaakt had, opendeed. |
Genesis 8:7 | En hij liet een raaf uit, die dikwijls heen en weder ging, totdat de wateren van boven de aarde verdroogd waren. |
Genesis 8:8 | Daarna liet hij een duif van zich uit, om te zien, of de wateren gelicht waren van boven den aardbodem. |
Genesis 8:11 | En de duif kwam tot hem tegen den avondtijd; en ziet, een afgebroken olijfblad was in haar bek; zo merkte Noach, dat de wateren van boven de aarde gelicht waren. |
Genesis 8:13 | En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste [maand], op den eersten derzelver maand, dat de wateren droogden van boven de aarde; toen deed Noach het deksel der ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem was gedroogd. |
Genesis 8:17 | Al het gedierte, dat met u is, van alle vlees, aan gevogelte, en aan vee, en aan al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, doe met u uitgaan; en dat zij overvloediglijk voorttelen op de aarde, en vruchtbaar zijn, en vermenigvuldigen op de aarde. |
Genesis 8:20 | En Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde brandofferen op dat altaar. |
Genesis 8:21 | En de HEERE rook dien lieflijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. |
Genesis 9:5 | En voorwaar, Ik zal uw bloed, [het bloed] uwer zielen eisen; van de hand van alle gedierte zal Ik het eisen; ook van de hand des mensen, van de hand eens iegelijken zijns broeders zal Ik de ziel des mensen eisen. |
Genesis 9:10 | En met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte, van het vee, en van alle gedierte der aarde met u; van allen, die uit de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe. |
Genesis 9:11 | En Ik richt Mijn verbond op met u, dat niet meer alle vlees door de wateren des vloeds zal worden uitgeroeid; en dat er geen vloed meer zal zijn, om de aarde te verderven. |
Genesis 9:19 | Deze drie waren de zonen van Noach; en van dezen is de ganse aarde overspreid. |