Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
ya‘ăqōḇ, persoonsnaam mnl., van עָקַב H6117 "hiel"; betekenis "hiel - vasthouder" (zie Gen. 25:26), "hij hield een hiel vast" (Dr. M. Reisel, p. 129), hielvasthouder in de betekenis van "iemand die zijn eigen sporen volgt, verraderlijk, bedrieglijk" (E. Klein, p.481-482), "one that takes by the heel; a supplanter" (Gesenius; D. Harper, Online Etymology Dictionary, lemma Jacob) vandaaruit een "verdringer", soms "hielenlichter" in de betekenis van bedrieglijk (en niet van vertrekken), vandaar dat Ezau daar later nog een opmerking over maakt (Gen. 27:36). Fokkelman en anderen hebben de alternatieve verklaring dat Jakob een afkorting zou zijn van Yaqob-el en dan "God zal beschermen" of "Moge God beschermen" betekent (P. Fokkelman, Narrative Art in Genesis: Specimens of Stylistic and Structural Analysis, [2004], p. 91), hij verwijst dan naar Hyksos-leider met de naam Yaqob-el of Yaqob-har (17de-16de eeuw v.C.), de volledige naam is Meruserre Yaqub-Har (M. Bucaille, Moses and Pharaoh: The Hebrews In Egypt, [1995], p. 39-40). Als koosnaampje zou deze dan als יַעֲקֹבָה H3291 "Jaakoba" in 1 Kron. 4:36 voorkomen (K. v. Toorn, p. 459-460).
1) Jakob, zoon van Izaak (Gen. 25:26; P.D.H. Broers, p. 147)
Grieks Ἰακώβ G2384 "Jakob"