Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
tōʾar, zn. mnl.; TWOT 2491a;
1) vorm, gestalte (Richt. 8:18; 1 Sam. 28:14; Jes. 52:14); 1a) schoon van gedaante van mannen (Gen. 39:6; 1 Sam. 16:18; 1 Kon. 1:6), van vrouwen (Gen. 29:17; Deut. 21:11; 1 Sam. 25:3; Esth. 2:7);
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!