Honingraat

Bijbelteksten

1 Samuel 14:27Maar Jonathan had het niet gehoord, toen zijn vader het volk bezworen had, en hij reikte het einde van den staf uit, die in zijn hand was, en hij doopte denzelven in een honigraat; als hij nu zijn hand tot zijn mond wendde, zo werden zijn ogen verlicht.
Psalm 19:11Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.
Spreuken 5:3Want de lippen der vreemde [vrouw] druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.
Spreuken 16:24Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
Spreuken 24:13Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
Spreuken 27:7Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.
Hooglied 4:11Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem; honig en melk is onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk van Libanon.
Hooglied 5:1Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden! drinkt, en wordt dronken, o liefsten!
Lukas 24:42En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten.

StudieboekenStudieboeken