Saul (2)

Bijbelteksten

Genesis 36:37En Samla stierf, en Saul van Rehoboth, aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
Genesis 36:38En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.
Genesis 46:10En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische vrouw.
Exodus 6:14En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon.
Numeri 26:13Van Zerah het geslacht der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten.
1 Kronieken 1:48En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
1 Kronieken 1:49En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.
1 Kronieken 4:24De kinderen van Simeon waren Nemuel en Jamin, Jarib, Zerah, Saul.
1 Kronieken 5:10En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
1 Kronieken 6:24Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul.

TuinTuin