Lazarus

Bijbelteksten

Johannes 11:1En er was een zeker [man] krank, [genaamd] Lazarus, van Bethanie, uit het vlek van Maria en haar zuster Martha.
Johannes 11:2(Maria nu was degene, die den Heere gezalfd heeft met zalf, en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; welker broeder Lazarus krank was.)
Johannes 11:5Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief.
Johannes 11:11Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken.
Johannes 11:14Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven.
Johannes 11:43En als Hij dit gezegd had, riep Hij met grote stemme: Lazarus, kom uit!
Johannes 12:1Jezus dan kwam zes dagen voor het pascha te Bethanie, daar Lazarus was, die gestorven was geweest, welken Hij opgewekt had uit de doden.
Johannes 12:2Zij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal, en Martha diende; en Lazarus was een van degenen, die met Hem aanzaten.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel