2 Kronieken 35:11 | Daarna slachtte men het pascha, en de priesters sprengden [het bloed] uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden af. |
2 Kronieken 35:13 | En zij kookten het pascha bij het vuur, naar het recht; maar de [andere] heilige dingen kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden het haastelijk onder al het volk. |
2 Kronieken 35:16 | Alzo werd de ganse dienst des HEEREN op denzelfden dag beschikt, om pascha te houden, en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar het gebod van den koning Josia. |
2 Kronieken 35:17 | En de kinderen Israels, die er gevonden werden, hielden het pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde [broden], zeven dagen. |
2 Kronieken 35:18 | Daar was ook geen pascha als dat in Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet, af; en geen koningen van Israel hadden zulk een pascha gehouden, gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. |
2 Kronieken 35:19 | In het achttiende jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. |
Ezra 6:19 | Ook hielden de kinderen der gevangenis het pascha, op den veertienden der eerste maand. |
Ezra 6:20 | Want de priesters en de Levieten hadden zich gereinigd als een enig [man]; zij waren allen rein; en zij slachtten het pascha voor alle kinderen der gevangenis, en voor hun broederen, de priesteren, en voor zichzelven. |
Ezechiel 45:21 | In de eerste [maand], op den veertienden dag der maand, zal ulieden het pascha zijn; een feest van zeven dagen, ongezuurde broden zal men eten. |
Mattheus 26:2 | Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden. |
Mattheus 26:17 | En op den eerste dag der ongehevelde [broden] kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten? |
Mattheus 26:18 | En Hij zeide: Gaat heen in de stad tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen. |
Mattheus 26:19 | En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha. |
Mattheus 27:15 | En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden. |
Markus 14:1 | En het pascha, en [het feest] der ongehevelde [broden] was na twee dagen. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem met listigheid vangen en doden zouden. |
Markus 14:12 | En op den eersten dag der ongehevelde [broden], wanneer zij het pascha slachtten, zeiden Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, en bereiden, dat Gij het pascha eet? |
Markus 14:14 | En zo waar hij ingaat, zegt tot den heer des huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? |
Markus 14:16 | En Zijn discipelen gingen uit, en kwamen in de stad, en vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden het pascha. |
Lukas 2:41 | En Zijn ouders reisden alle jaar naar Jeruzalem, op het feest van pascha. |
Lukas 22:1 | En het feest der ongehevelde [broden], genaamd pascha, was nabij. |