Jonathan

Bijbelteksten

Richteren 18:30En de kinderen van Dan richtten voor zich dat gesneden beeld op; en Jonathan, de zoon van Gersom, den zoon van Manasse, hij en zijn zonen waren priesters voor den stam der Danieten, tot den dag toe, dat het land gevankelijk is weggevoerd.
2 Samuel 21:21En hij hoonde Israel; maar Jonathan, de zoon van Simea, Davids broeder, sloeg hem.
2 Samuel 23:32Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan;
1 Koningen 1:42Als hij nog sprak, ziet, zo kwam Jonathan, de zoon van Abjathar, den priester; en Adonia zeide: Kom in, want gij zijt een kloek man, en zult het goede boodschappen.
1 Koningen 1:43En Jonathan antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning David, heeft Salomo tot koning gemaakt.
1 Kronieken 2:32En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en Jonathan; en Jether is gestorven zonder kinderen.
1 Kronieken 2:33De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.
1 Kronieken 10:2En de Filistijnen hielden dicht achter Saul aan en achter zijn zonen; en de Filistijnen sloegen Jonathan, en Abinadab, en Malchi-sua, de zonen van Saul.
1 Kronieken 11:34[Van] de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet;
1 Kronieken 20:7En hij hoonde Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David, versloeg hem.
1 Kronieken 27:25En over de schatten des konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia.
1 Kronieken 27:32En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen des konings.
2 Kronieken 17:8En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.
Ezra 8:6En van de kinderen van Adin, Ebed, de zoon van Jonathan; en met hem vijftig manspersonen.
Ezra 10:15Alleenlijk Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, stonden hierover; en Mesullam, en Sabbethai, de Leviet, hielpen hen.
Nehemia 12:11En Jojada gewon Jonathan, en Jonathan gewon Jaddua.
Nehemia 12:14Van Melichu, Jonathan; van Sebanja, Jozef;
Nehemia 12:18Van Bilga, Sammua; van Semaja, Jonathan;
Nehemia 12:35En van de priesters kinderen met trompetten: Zecharja, de zoon van Jonathan, den zoon van Semaja, den zoon van Matthanja, den zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, den zoon van Asaf;
Jeremia 37:15En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden dat tot een gevangenhuis gemaakt.

KlussenKlussen