Alsem

Bijbelteksten

Deuteronomium 29:18Dat onder ulieden niet zij een man, of vrouw, of huisgezin, of stam, die zijn hart heden wende van den HEERE, onzen God, om te gaan dienen de goden dezer volken; dat onder ulieden niet zij een wortel, die gal en alsem drage;
Spreuken 5:4Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
Jeremia 9:15Daarom zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met alsem, en Ik zal hen drenken met gallewater;
Jeremia 23:15Daarom zegt de HEERE der heirscharen van deze profeten alzo: Ziet, Ik zal hen met alsem spijzigen, en met gallewater drenken; want van Jeruzalems profeten is de huichelarij uitgegaan in het ganse land.
Klaagliederen 3:15[He.] Hij heeft mij met bitterheden verzadigd, Hij heeft mij met alsem dronken gemaakt.
Klaagliederen 3:19[Zain.] Gedenk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan den alsem en galle.
Amos 5:7Die het recht in alsem verkeren, en de gerechtigheid ter aarde doen liggen.
Amos 6:12Zullen ook paarden rennen op een steenrots? Zal men ook [daarop] met runderen ploegen? Want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd, en de vrucht der gerechtigheid in alsem.
Openbaring 8:11En de naam der ster wordt genoemd Alsem; en het derde [deel] der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden.

Livius Onderwijs