1 Kronieken 14:9 | Toen de Filistijnen kwamen, zo spreidden zij zich uit in de laagte van Refaim. |
1 Kronieken 20:4 | En het geschiedde daarna, als de krijg met de Filistijnen te Gezer opstond, toen sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa was; en zij werden ten ondergebracht. |
1 Kronieken 20:6 | Daarna was er nog een krijg te Gath; en daar was een zeer lang man, en zijn vingeren waren zes en zes, vier en twintig, en hij was ook van Rafa geboren; |
1 Kronieken 20:8 | Dezen waren van Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand van David, en door de hand zijner knechten. |
Job 26:5 | De doden zullen geboren worden van onder de wateren, en hun inwoners. |
Psalm 88:11 | Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela. |
Spreuken 2:18 | Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen. |
Spreuken 9:18 | Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. |
Spreuken 21:16 | Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. |
Jesaja 14:9 | De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om [u] tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. |
Jesaja 17:5 | Want hij zal zijn, gelijk [wanneer] een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk [wanneer] iemand aren leest in het dal Refraim. |
Jesaja 26:14 | Dood zijnde zullen zij niet [weder] leven, overleden zijnde zullen zij niet opstaan; daarom hebt Gij hen bezocht, en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan. |
Jesaja 26:19 | Uw doden zullen leven, [ook] mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont! want uw dauw zal zijn [als] een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen. |