Numeri 12:10 | En de wolk week van boven de tent; en ziet, Mirjam was melaats, [wit] als de sneeuw. En Aaron zag Mirjam aan, en ziet, zij was melaats. |
Numeri 14:14 | En zij zullen zeggen tot de inwoners van dit land, [die] gehoord hebben, dat Gij, HEERE! in het midden van dit volk zijt; dat Gij HEERE! oog aan oog gezien wordt, dat Uw wolk over hen staat, en Gij in een wolkkolom voor hun aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom des nachts. |
Deuteronomium 1:33 | Die voor uw aangezicht op den weg wandelde, om u de plaats uit te zien, waar gij zoudt legeren; des nachts in het vuur, opdat Hij u den weg wees, waarin gij zoudt gaan, en des daags in de wolk. |
Deuteronomium 31:15 | Toen verscheen de HEERE in de tent, in de wolkkolom; en de wolkkolom stond boven de deur der tent. |
2 Samuel 6:2 | En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-juda, om van daar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim. |
1 Koningen 8:10 | En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des HEEREN vervulde. |
1 Koningen 8:11 | En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. |
2 Kronieken 5:13 | Het geschiedde dan, als zij eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven met trompetten, en met cimbalen, en [andere] muzikale instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, [namelijk] het huis des HEEREN. |
2 Kronieken 5:14 | En de priesters konden, vanwege die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. |
Nehemia 9:12 | En Gij hebt ze des daags geleid met een wolkkolom, en des nachts met een vuurkolom, om hen te lichten op den weg, waarin zij zouden wandelen. |
Nehemia 9:19 | Hebt Gij hen nochtans door Uw grote barmhartigheid niet verlaten in de woestijn; de wolkkolom week niet van hen des daags, om hen op den weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts, om hen te lichten, en dat, op den weg, waarin zij zouden wandelen. |
Psalm 78:14 | En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs. |
Psalm 99:7 | Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, [die] Hij hun gegeven had. |
Psalm 105:39 | Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. |
Jesaja 4:5 | En de HEERE zal over alle woning van den berg Sions, en over haar vergaderingen, scheppen een wolk des daags, en een rook, en den glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen. |
Jesaja 37:16 | O HEERE der heirscharen, Gij, God van Israel, Die tussen de cherubim woont! Gij Zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der aarde; Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt! |
Jesaja 63:11 | Nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes [en] Zijn volk; [maar nu,] waar is Hij, Die hen uit de zee opgebracht heeft, met de herders Zijner kudde? Waar is Hij, Die Zijn Heiligen Geest in het midden van hen stelde? |
Ezechiel 9:3 | En de heerlijkheid des Gods van Israel hief zich op van den cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den man, die met linnen bekleed was, die den schrijvers-inktkoker aan zijn lenden had. |
Haggai 2:7 | Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog eens, een weinig [tijds] zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven. |
Lukas 2:9 | En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze. |