Jozua 12:23 | De koning van Dor, tot Nafath-dor, een; de koning der heidenen te Gilgal, een; |
Jozua 17:11 | Want Manasse had, in Issaschar en in Aser, Beth-sean en haar onderhorige plaatsen, en Jibleam en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te Dor en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te En-dor en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te Thaanach en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te Megiddo en haar onderhorige plaatsen: drie landstreken. |
Richteren 1:27 | En Manasse verdreef Beth-sean niet, noch haar onderhorige plaatsen, noch Thaanach met haar onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Dor met haar onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Jibleam met haar onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Megiddo met haar onderhorige plaatsen; en de Kanaanieten wilden wonen in hetzelve land. |
1 Koningen 4:11 | De zoon van Abinadab [had] de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot [een] vrouw. |
1 Kronieken 7:29 | En aan de zijden der kinderen van Manasse was Beth-sean en haar onderhorige plaatsen, Thaanach en haar onderhorige plaatsen, Megiddo en haar onderhorige plaatsen, Dor en haar onderhorige plaatsen. In deze hebben de kinderen van Jozef, den zoon van Israel, gewoond. |