Farao

Bijbelteksten

Genesis 41:8En het geschiedde in den morgenstond, dat zijn geest verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn droom; maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde.
Genesis 41:9Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden.
Genesis 41:10Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring ten huize van den overste der trawanten, mij en den overste der bakkers.
Genesis 41:14Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk uit den kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen; en hij kwam tot Farao.
Genesis 41:15En Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge; maar ik heb van u horen zeggen, [als] gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt.
Genesis 41:16En Jozef antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij! God zal Farao's welstand aanzeggen.
Genesis 41:17Toen sprak Farao tot Jozef: Zie, in mijn droom stond ik aan den oever der rivier;
Genesis 41:25Toen zeide Jozef tot Farao: De droom van Farao is een; hetgeen God is doende, heeft Hij Farao te kennen gegeven.
Genesis 41:28Dit is het woord, hetwelk ik tot Farao gesproken heb: hetgeen God is doende, heeft Hij Farao vertoond.
Genesis 41:32En aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve te doen.
Genesis 41:33Zo zie nu Farao naar een verstandigen en wijzen man, en zette hem over het land van Egypte.
Genesis 41:34Farao doe [zo], en bestelle opzieners over het land; en neme het vijfde deel des lands van Egypte in de zeven jaren des overvloeds.
Genesis 41:35En dat zij alle spijze van deze aankomende goede jaren verzamelen, en koren opleggen, onder de hand van Farao, tot spijze in de steden, en bewaren het.
Genesis 41:37En dit woord was goed in de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten.
Genesis 41:38Zo zeide Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man vinden als dezen, in welken Gods Geest is?
Genesis 41:39Daarna zeide Farao tot Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft verkondigd, zo is er niemand [zo] verstandig en wijs, als gij.
Genesis 41:41Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld.
Genesis 41:42En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals;
Genesis 41:44En Farao zeide tot Jozef: Ik ben Farao! doch zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland.
Genesis 41:45En Farao noemde Jozefs naam Zafnath Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, overste van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door het land van Egypte.

Hadderech