Ammonieten

Bijbelteksten

Genesis 19:38En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag.
Numeri 21:24Maar Israel sloeg hem met de scherpte des zwaards, en nam zijn land in erfelijke bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok toe, tot aan de kinderen Ammons; want de landpale der kinderen Ammons was vast.
Deuteronomium 2:20Dit werd ook voor een land der reuzen gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten noemden hen Zamzummieten;
Richteren 11:13En de koning der kinderen Ammons zeide tot de boden van Jeftha: Omdat Israel, als hij uit Egypte optoog, mijn land genomen heeft, van de Arnon af tot aan de Jabbok, en tot aan de Jordaan; zo geef mij dat nu weder met vrede.
Richteren 11:14Maar Jeftha voer wijders voort, en zond boden tot den koning der kinderen Ammons.
Richteren 11:15En hij zeide tot hem: Zo zegt Jeftha: Israel heeft het land der Moabieten, en het land der kinderen Ammons niet genomen;
1 Samuel 11:1Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tot Nahas: Maak een verbond met ons, zo zullen wij u dienen.
1 Samuel 11:2Doch Nahas, de Ammoniet, zeide tot hen: Mits dezen zal ik [een verbond] met ulieden maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op gans Israel legge.
1 Samuel 11:11Het geschiedde nu des anderen daags, dat Saul het volk stelde in drie hopen, en zij kwamen in het midden des legers, in de morgenwake, en zij sloegen Ammon, totdat de dag heet werd; en het geschiedde, dat de overigen alzo verstrooid werden, dat er onder hen geen twee te zamen bleven.
1 Samuel 12:12Als gij nu zaagt dat Nahas, de koning van de kinderen Ammons, tegen u kwam, zo zeidet gij tot mij: Neen, maar een koning zal over ons regeren; zo toch de HEERE, uw God, uw Koning was.
1 Samuel 14:47Toen nam Saul het koninkrijk over Israel in; en hij streed rondom tegen al zijn vijanden, tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons, en tegen Edom, en tegen de koningen van Zoba, en tegen de Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde, oefende hij straf.
1 Koningen 11:5Want Salomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniers, na, en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten.
2 Kronieken 20:1Het geschiedde nu na dezen, dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en met hen [anderen] benevens de Ammonieten, kwamen tegen Josafat ten strijde.
2 Kronieken 26:8En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste.
Ezra 9:1Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israels, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, [namelijk] van de Kanaanieten, van de Hethieten, van de Ferezieten, van de Jebusieten, van de Ammonieten, van de Moabieten, van de Egyptenaren en van de Amorieten.
Nehemia 4:7En het geschiedde, als Sanballat, en Tobia, en de Arabieren, en de Ammonieten, en de Asdodieten hoorden, dat de verbetering aan de muren van Jeruzalem toenam, dat de scheuren begonnen gestopt te worden, zo ontstaken zij zeer;
Nehemia 13:1Te dien dage werd er gelezen in het boek van Mozes, voor de oren des volks; en daarin werd geschreven gevonden, dat de Ammonieten en Moabieten niet zouden komen in de gemeente Gods, tot in eeuwigheid;
Daniel 11:41En hij zal komen in het land des sieraads, en vele [landen] zullen ter nedergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen, Edom en Moab, en de eerstelingen der kinderen Ammons.
Sefanja 2:8Ik heb de beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt tegen deszelfs landpale.
Sefanja 2:9Daarom, [zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen ze beroven, en het overige Mijns volks zal ze erfelijk bezitten.

Livius Onderwijs