Genesis 38:3 | En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en hij noemde zijn naam Er. |
Genesis 38:6 | Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar naam was Thamar. |
Genesis 38:7 | Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem de HEERE. |
Genesis 46:12 | En de zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren gestorven in het land van Kanaan; en de zonen van Perez waren Hezron en Hamul. |
Numeri 26:19 | De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land Kanaan. |
1 Kronieken 2:3 | De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem. |
1 Kronieken 4:21 | De kinderen van Sela, den zoon van Juda, waren Er, de vader van Lecha, en Lada, de vader van Maresa; en de huisgezinnen van het huis der linnenwerkers in het huis Asbea. |