Jozua 19:50 | Naar den mond des HEEREN gaven zij hem die stad, welke hij begeerde, Thimnath-serah, op het gebergte van Efraim; en hij bouwde die stad, en woonde in dezelve. |
Jozua 21:3 | Daarom gaven de kinderen Israels aan de Levieten van hun erfdeel, naar den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden derzelve. |
Jozua 22:9 | Alzo keerden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse wederom, en togen van de kinderen Israels, van Silo, dat in het land Kanaan is, om te gaan naar het land van Gilead, naar het land hunner bezitting, in hetwelk zij bezitters gemaakt waren, naar den mond des HEEREN, door den dienst van Mozes. |
Richteren 7:6 | Toen was het getal dergenen, die met hun hand tot hun mond gelekt hadden, driehonderd man; maar alle overigen des volks hadden op hun knieen gebukt, om water te drinken. |
1 Samuel 2:1 | Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug mij in Uw heil. |
1 Samuel 2:3 | Maakt het niet te veel, dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw mond zou gaan; want de HEERE is een God der wetenschappen, en Zijn daden zijn recht gedaan. |
1 Samuel 12:14 | Zo gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt, zo zult gijlieden, zowel gij als de koning, die over u regeren zal, achter den HEERE, uw God, zijn. |
1 Samuel 12:15 | Doch zo gij naar de stem des HEEREN niet zult horen, maar den mond des HEEREN wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn, als tegen uw vaders. |
1 Koningen 13:21 | En hij riep tot den man Gods, die uit Juda gekomen was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij den mond des HEEREN zijt wederspannig geweest, en niet gehouden hebt het gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden had, |
1 Koningen 13:26 | Als de profeet, die hem van den weg had doen wederkeren, [dit] hoorde, zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig is geweest; daarom heeft de HEERE hem den leeuw overgegeven die hem gebroken, en hem gedood heeft, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot hem gesproken had. |
1 Kronieken 12:23 | En dit zijn de getallen der hoofden dergenen, die toegerust waren ten heire, die tot David te Hebron kwamen, om het koninkrijk van Saul tot hem te wenden, naar den mond des HEEREN: |
2 Kronieken 36:12 | En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods; hij verootmoedigde zich niet voor het aangezicht van den profeet Jeremia, [sprekende] uit den mond des HEEREN. |
Job 6:30 | Zou onrecht op mijn tong wezen? Zou mijn gehemelte niet de ellenden te verstaan geven? |
Job 8:21 | Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. |
Job 16:5 | Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden. |
Psalm 22:16 | Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods. |
Psalm 66:17 | Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong. |
Psalm 137:6 | Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap! |
Spreuken 2:6 | Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond [komt] kennis en verstand. |
Spreuken 21:23 | Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. |