Jesaja 14:19 | Maar gij zijt verworpen van uw graf, als een gruwelijke scheut, [als] een kleed der gedoden, die met het zwaard doorstoken zijn; [als] die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden dood lichaam. |
Jesaja 22:16 | Wat hebt gij hier, of wien hebt gij hier, dat gij u hier een graf uitgehouwen hebt [als] die zijn graf in de hoogte uithouwt, die een woning voor zich op een rotssteen laat aftekenen? |
Jesaja 53:9 | En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. |
Nahum 1:14 | Doch tegen u heeft de HEERE bevolen, dat er van uw naam niemand meer gezaaid zal worden; uit het huis uws gods zal Ik uitroeien de gesneden en gegoten beelden; Ik zal u [daar] een graf maken, als gij zult veracht zijn geworden. |
Mattheus 27:52 | En de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt; |
Mattheus 27:60 | En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen [tegen] de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg. |
Mattheus 27:66 | En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, den steen verzegeld hebbende. |
Mattheus 28:8 | En haastelijk uitgaande van het graf, met vreze en grote blijdschap, liepen zij heen, om [hetzelve] Zijn discipelen te boodschappen. |
Markus 6:29 | En als zijn discipelen [dit] hoorden, gingen zij en namen zijn dood lichaam weg, en legden dat in een graf. |
Markus 15:46 | En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond [Hem] in dat fijne lijnwaad, en legde Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs. |
Markus 16:3 | En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen? |
Markus 16:8 | En zij, haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf, en beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden niemand iets; want zij waren bevreesd. |
Lukas 11:44 | Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar zijn, en de mensen, die daarover wandelen, weten het niet. |
Lukas 11:47 | Wee u, want gij bouwt de graven der profeten, en uw vaders hebben dezelve gedood. |
Lukas 11:48 | Zo getuigt gij dan, dat gij mede behagen hebt aan de werken uwer vaderen; want zij hebben ze gedood, en gij bouwt hun graven. |
Lukas 24:1 | En op den eersten [dag] der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen met haar. |
Lukas 24:22 | Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn; |
Lukas 24:24 | En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet. |
Johannes 11:17 | Jezus dan, gekomen zijnde, vond, dat hij nu vier dagen in het graf geweest was. |
Johannes 11:38 | Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd. |